Boudewijn de Groot – Welterusten Mijnheer De President

Mijnheer de president, welterusten.
Slaap maar lekker in je mooie witte huis.
Denk maar niet te veel aan al die verre kusten
waar uw jongens zitten, eenzaam, ver van thuis.
Denk vooral niet aan die zesenveertig doden,
die vergissing laatst met dat bombardement.
En vergeet het vierde van die tien geboden
die u als goed christen zeker kent.

Denk maar niet aan al die jonge frontsoldaten
eenzaam stervend in de verre tropennacht.
Laat die weke pacifistenkliek maar praten,
mijnheer de president, slaap zacht.

Droom maar van de overwinning en de zege,
droom maar van uw mooie vredesideaal
dat nog nooit door bloedig moorden is verkregen,
droom maar dat het u wel lukken zal dit maal.
Denk maar niet aan al die mensen die verrekken,
hoeveel vrouwen, hoeveel kinderen zijn vermoord.
Droom maar dat u aan het langste eind zult trekken
en geloof van al die tegenstand geen woord.

Bajonetten met bloedige gevesten
houden ver van hier op uw bevel de wacht
voor de glorie en de eer van het vrije westen.
Mijnheer de president, slaap zacht.

Schrik maar niet te erg wanneer u in uw dromen
al die schuldeloze slachtoffers ziet staan
die daarginds bij het gevecht zijn omgekomen
en u vragen hoe lang dit nog zo moet gaan.
En u zult toch ook zo langzaamaan wel weten
dat er mensen zijn die ziek zijn van geweld,
die het bloed en de ellende niet vergeten
en voor wie nog steeds een mensenleven telt.

Droom maar niet te veel van al die dode mensen,
droom maar fijn van overwinning en van macht.
Denk maar niet aan al die vredeswensen.
Mijnheer de president, slaap zacht.


Boudewijn de Groot lyrics

Boudewijn de Groot – Verdronken Vlinder

Zo te sterven op het water
met je vleugels van papier.
Zomaar drijven na het vliegen
in de wolken drijf je hier.
Met je kleuren die vervagen,
zonder zoeken, zonder vragen,
eindelijk voor altijd rusten
met de bloemen die je kuste.
Geuren die je hebt geweten,
alles kan je nu vergeten,
op het water wieg je heen en weer.
Zo te sterven op het water
met je vleugels van papier.

Als een vlinder die toch vliegen kan
tot in de blauwe lucht,
als een vlinder, altijd vrij
en voor het leven op de vlucht,
wil ik sterven op het water,
maar dat is een zorg van later.
Ik wil nu als vlinder vliegen,
op de bloemenbladeren wiegen,
maar zo hoog kan ik niet komen,
dus ik vlieg maar in mijn dromen,
altijd ben ik voor het leven op de vlucht.
Als een vlinder die toch vliegen kan
tot in de blauwe lucht.

Om te leven, dacht ik,
‘je zou een vlinder moeten zijn’
Om te vliegen heel ver weg
Van alle leven, alle pijn.

Maar ik heb niet langer hinder
van jaloers zijn op een vlinder,
als zelfs vlinders moeten sterven,
laat ik niet mijn vreugd bederven,
ik kan zonder vliegen leven,
wat zal ik nog langer geven,
om een vlinder die verdronken is in mei?
Om te leven hoef ik
echt geen vlinder meer te zijn.


Boudewijn de Groot lyrics

Boudewijn de Groot – Testament

Na 22 jaren in dit leven
Maak ik het testament op van mijn jeugd
Niet dat ik geld of goed heb weg te geven
Voor slimme jongen heb ik nooit gedeugd
Maar ik heb nog wel wat mooie idealen
Goed van snit hoewel ze uit de mode zijn
Wie ze hebben wil die mag ze komen halen
Vooral jonge mensen vinden ze nog fijn

Aan mijn broertje dat zo graag wil gaan studeren
Laat ik met plezier ‘t adres na van mijn kroeg
Waar ‘k teveel dronk om een vrouw te imponeren
En daarna de klappen kreeg waarom ik vroeg
En dan heb ik nog een stuk of wat vriendinnen
Die wel-opgevoed en zeer verstandig zijn
En waarmee je dus geen donder kunt beginnen
Maar misschien krijgt iemand anders ze wel klein

Voor mijn neefje zijn mijn onvervulde wensen
Wel wat kinderlijk maar ach ze zijn zo diep
Ik behoorde immer tot die groep van mensen
Voor wie ‘t geluk toch altijd harder liep
Aan mijn vrienden laat ik gaarne het vermogen
Om verliefd te worden op een meisjeslach
Zelf ben ik helaas een keer teveel bedrogen
Maar wie het eens proberen wil die mag

M’n vriendinnetje ik laat jou alle nachten
Dat ik tranen om jouw ontrouw heb gestort
Maar onthoudt dit wel ik zal geduldig wachten
Tot ik lach omdat jij ook belazerd wordt
En de leraar die mij altijd placht te dreigen
Jongen jij komt nog op het verkeerde pad
Kan tevreden zijn en hoeft niets meer te krijgen
Dat wil zeggen hij heeft toch gelijk gehad

Voor mijn ouders is het album met de plaatjes
Die zo vals getuigen van een blijde jeugd
Maar ze tonen niet de zouteloze praatjes
Die een kind opvoeden in eer en deugd
En verder krijgen z’alle dwaze dingen
Terug die ze mij teveel geleerd hebben die tijd
Ze kunnen mij tenslotte ook niet dwingen
Groot te worden zonder diep berouw en spijt

En dan heb ik ook nog enkele goede vrienden
Maar die hebben al genoeg van mij gehad
Dus ik gun ze nu het loon dat ze verdienden
Alle drank die ze van mij hebben gejat
Verder niets er zijn alleen nog een paar dingen
Die ik houd omdat geen mens er iets aan heeft
Dat zijn mijn goede jeugdherinneringen
Die neem je mee zolang je verder leeft


Boudewijn de Groot lyrics

Boudewijn de Groot – Prikkebeen

Hij staat in de sneeuw aan de poort van de stad
En prikt de dagen van december op z`n hoed
Hij fluit z`n pluche lapjeskat
Want hij heeft last van muizenissen die nesten maken in z`n baard.
Maar `t dier laat hem altijd mooi fluiten
`t Dier preekt ernstig voor de vissen
gevallen van een haringkar.
Hij lokt de dagen met z`n lier
De dagen vliegen, hij blijft staan
Waar komt hij vandaan?
Hij koestert de dagen van rood cellofaan
Van glitter en watten en sterrenpapier
Geen mens kent zijn naam.
Meester Prikkebeen
Meester Prikkebeen
Mensen lopen langs hem heen
Hij blijft alleen meester Prikkebeen.
Lantaarnopstekers gaan stil door de nacht
Hij speelt de draailier voor hun harige gezicht
Slaap gerust, sluimer zacht
Een paladijn met zijn soldaten blijft even luisteren naar hem.
Toch blijft z`n schotel leeg, ze lachen
Alleen een meisje blijft staan praten
Een mager meisje van plezier.
Waarom speel jij geen ander lied
Je ogen en je mond zijn koud
Ik weet geen refrein
Ik draag op mijn borsten een sleutel van goud
Het licht in m`n oog is een ster die verschiet
Zo kan ik niet zijn.
Meester Prikkebeen
Meester Prikkebeen
Mensen lopen langs hem heen
Hij blijft alleen meester Prikkebeen.
Ze danst in de sneeuw en ze speel tamboerijn
Terwijl de lapjeskat heel stil de passie preekt
Het geurt naar brood en warme wijn
En in de sneewnacht bij de wallen verwachten ze `t nieuwe jaar.
De laatste nacht komt aangevlogen
De laatste slagen zijn gevallen
`n Vuurpijl spuit de hemel in.
En morgen verdwijnen ze over het land
Morgen verdwijnen ze over het land
Het nieuwe jaar is wijd en groen
Een bloemenwei is leeg en groen
Nooit zien ze hem weer
Nooit zien ze hem weer
Wie weet wat de dagen
Dit jaar zullen doen
Wie weet wat de dagen dit jaar zullen doen
Zij speelt met de kat
En hij zwaait met zijn hand
Vaarwel en tot ziens
Misschien tot ziens
Misschien tot ziens.
Meester Prikkebeen…….


Boudewijn de Groot lyrics

Boudewijn de Groot – Jimmy

Hoe sterk is de eenzame fietser
die kromgebogen over zijn stuur
tegen de wind
zichzelf een weg baant?
Hoe zelfbewust de voetbalspeler
die voor de ogen van het publiek
de wedstrijd wint,
zich kampioen waant?
Hoe lacht vergenoegd de zakenman
zonder mededogen die concurrent
verslagen vindt,
zelf haast failliet gaand.

En ik zit hier tevreden
met die kleine op mijn schoot.
De zon schijnt, er is geen reden
met rotweer en met harde wind
te gaan fietsen met dat kind.

Als ie maar geen voetballer wordt,
ze schoppen hem misschien half dood.

Als ie maar geen voetballer wordt,
ze schoppen hem misschien half dood.

Maar liever dat nog
dan het bord voor zijn kop
van de zakenman,
want daar wordt hij alleen maar slechter van.
(x10)


Boudewijn de Groot lyrics

Boudewijn de Groot – Het Land Van Maas En Waal

Onder de groene hemel in de blauwe zon
speelt het blikken harmonie orkest in een grote regenton.
Daar trekt over de heuvels en door het grote bos
de lange stoet de bergen in van het circus Jeroen Bosch.
En we praten en we zingen en we lachen allemaal,
want daar achter de hoge bergen
ligt het Land van Maas en Waal

Ik loop gearmd met een kater voorop.
Daarachter twee konijnen met een trechter op hun kop.
En dan de grote snoeshaan, die legt een glazen ei.
Wanneer je het schudt dan sneeuwt het op de Egmondse Abdij.

Ik reik een meisje mijn koperen hand,
dan komen er twee Moren met hun slepen in de hand.
Dan blaast er de fanfare ter ere van de schaar,
die trouwt met de vingerhoed, ze houden van elkaar.

En onder de purperen hemel in de bruine zon
speelt nog steeds het harmonie orkest in een grote regenton.
Daar trekt over de heuvels en door het grote bos
de lange stoet de bergen in van het circus Jeroen Bosch
En we praten en we zingen en we lachen allemaal,
want daar achter de hoge bergen ligt het Land van Maas en Waal.

We zijn aan de koning van Spanje ontsnapt,
die had ons in zijn bed en de provisiekast betrapt.
We staken alle kerken met brandewijn in brand,
`t is koudvuur, dus het geeft niet en het komt niet in de krant.

Het leed is geleden, de horizon schijnt
wanneer de doden dronken zijn en Pierlala verdwijnt.
Dan steken we de loftrompet en ook de dikke draak
en eten `s avonds zandgebak op het feestje bij Klaas Vaak.

En onder de gouden hemel in de zilveren zon
speelt altijd het harmonie orkest in een grote regenton.
Daar trekt over de heuvels en door het grote bos
de stoet voorgoed de bergen in van het circus Jeroen Bosch.
En we praten en we zingen en we lach-ahahahaa,
het Land van Maas en Waal,
van Maas en Waal, van Maas en Waal,
van Maas en Waal, van Maas en Waal.


Boudewijn de Groot lyrics

Boudewijn de Groot – Een Wonderkind Van 50

Toen ‘ie in de jaren dertig debuteerde
Een bleek titaantje in zo’n veel te wije broek
Wiens tere poezie de crisistijd trotseerde
Naar hoge idealen en menselijkheid op zoek
Toen werd z’n werk geroemd van alle kanten
Op zo’n talent had men al jarenlang gewacht
Hij zag z’n naam opeens gedrukt in alle kranten
Ze vonden hem nog beter dan dat ‘ie zelf ooit had gedacht
De mandarijnen maakten ruzie in hun blaadjes
En iedereen had hem het eerst ontdekt
Hij werd het middelpunt van culturele praatjes
En als was ‘ie pas begonnen, de verwachting was gewekt

Want een wonderkind van twintig
Is altijd een goed begin
Ja die jongen kan wat worden
Ja daar zit nog heel veel in
Maar van de kunst alleen kan niemand leven
Dus het werd een baantje bij een grote krant
En wat ‘ie verder in z’n leven heeft geschreven
Hield met z’n idealen geen verband
Het was de bezetting die het vuur weer dit ontwaken
Hij wou de ondergrondse in als held
Hij zou de vijand wel eens goed weten te raken
Met de bezieling van z’n literair geweld
Het concentratiekamp kwam hij nog net te boven
Maar idealen had ‘ie toen allang niet meer
En als waar ‘ie ooit in kon geloven
Was verpletterd met de kolf van een geweer

En een wonderkind van veertig
Dat is een naar geval
Die zo veel had kunnen worden
Maar die niks meer worden zal
Ach hij deed nog wel een keertje een vertaling of ziets
Waar geen eer mee te behalen
Maar zijn debuut was niet meer vatbaar voor herhaling
En naar zijn nieuwe werk werd door geen mens getaald
Hij heeft nog jaren eenzaam drinkend zitten wachten in een hoekje
Van de kunstenaarssocieteit
Waar de jongens nauwelijks om z’n grappen lachten
Maar een pilsje of een borrel kon ‘ie altijd aan ze kwijt
Ze hebben hem op z’n kamertje gevonden
Met een briefje aan z’n kinderen in z’n hand
En toen pas schreven ze dat ze ‘m waarderen konden
En hij kreeg een stukje in Vrij Nederland

Want een wonderkind van vijftig
Voldoet niet aan z’n plicht
Hij had niet ouder mogen worden
Hij heeft de wereld opgelicht
Want een wonderkind van vijftig
Voldoet niet aan z’n plicht
Hij had niet ouder mogen worden
Hij heeft de wereld opgelicht
Ach een wonderkind van vijftig
Dat is immers geen gezicht
Dus om consequent te blijven
Deed ‘ie zelf het boek maar dicht


Boudewijn de Groot lyrics

Boudewijn de Groot – Een Tip Van De Sluier

Wanneer geef jij je bloot, laat jij jezelf eens zien
Ben je bang voor anderen of voor jezelf misschien
Ik probeer je scherp te volgen, toch blijf je vaag voor mij
En voor ieder antwoord dat je geeft komt er weer een raadsel bij

En je blijft jezelf verbergen achter de lach op jouw gezicht
Je blijft jezelf verbergen achter de lach op jouw gezicht
En nooit wordt er meer dan een tip van de sluier opgelicht

Al dring ik bij je aan, zit ik op je huid
Ik kom nooit dichter bij jou zelf, je vlucht steeds voor me uit
Zal ik ooit te weten komen, wat gaat er in je om
Of wil je een mysterie zijn, waar ik nooit achterkom

En je blijft jezelf verbergen achter de lach op jouw gezicht
Je blijft jezelf verbergen achter de lach op jouw gezicht
En nooit wordt er meer dan een tip van de sluier opgelicht

Achter iedere deur die ik open doe
doe jij een andere deur weer dicht
en zo blijf je verborgen,
nooit wordt er meer dan een tip
van de sluier opgelicht

Achter iedere deur die ik open doe
doe jij een andere deur weer dicht
en zo blijf je verborgen,
nooit wordt er meer dan een tip
van de sluier opgelicht

Achter iedere deur die ik open doe
doe jij een andere deur weer dicht
en zo blijf je verborgen,
nooit wordt er meer dan een tip
van de sluier opgelicht

Achter iedere deur die ik open doe
doe jij een andere deur weer dicht
en zo blijf je verborgen,
nooit wordt er meer dan een tip
van de sluier opgelicht

Achter iedere deur die ik open doe
doe jij een andere deur weer dicht
en zo blijf je verborgen,
nooit wordt er meer dan een tip
van de sluier opgelicht


Boudewijn de Groot lyrics

Boudewijn de Groot – Een Meisje Van 16

Ze woonde in een villawijk,
haar ouders waren stinkend rijk.
Toch was daar niets meer dat haar bond,
ze gaf zich aan een vagebond,
die sprak van liefde, het oud verhaal,
en zij geloofde het allemaal.
Zo ging ze weg, ze nam niets mee,
alleen haar jeugd en het idee
dat hij haar man was, zij zijn vrouw
en het altijd zo blijven zou.

Arm kind, zestien lentes zo pril,
ach wat lig je hier stil
langs de kant van de weg.

Ze trokken voort van stad tot stad
omdat hij ruimte nodig had.
Het zwerversleven was te zwaar,
niets voor een kind van zestien jaar.
Haar liefde was haar levenslot,
ze ging er langzaam aan kapot.
Ze kon de hartstocht niet weerstaan,
moest tot het einde verder gaan.
Ze was geen kind maar ook geen vrouw
en wist niet wat er komen zou.

Arm kind, zestien lentes zo pril,
ach wat lig je hier stil
langs de kant van de weg.

Ze werd vermoeid, zag bleek en vaal,
verloor haar jeugd, haar ideaal.
Alleen haar liefde bleef bestaan,
toen ging hij weg bij haar vandaan.
Toch had ze kunnen weten dat
hij niet genoeg aan liefde had.
Dat op een dag hij weg zou zijn
en zij alleen met spijt en pijn
dat hij zolang een meisje had,
als stormwind speelt met een enkel blad.

Arm kind, zestien lentes zo pril,
ach wat lig je hier stil
langs de kant van de weg.


Boudewijn de Groot lyrics

Boudewijn de Groot – De Vondeling Van Ameland

Op het strand van Ameland
was hij als zuigling aangespoeld
overboord gegooid
op een reddingsboei gebonden
hij had zich op de golven
als in de baarmoeder gevoeld
en schreeuwde tot hij
door een jutter werd gevonden

Ameland sprak schande van de jutter
een zonderling die leefde van de wind
die al de raarste dingen had gevonden
hoe kwam die jutter nu weer aan dat kind
als hij er daags op uitging om te jutten
moest de vondeling altijd met hem mee
en toen die na een jaar begon te praten
was zijn eerste woordje: zee

Op het strand van Ameland
speelde de kleuter jarenlang
de jutter was zijn meester
die hem wijze lessen leerde
hij stond wijdbeens in het zand
was voor de woeste zee niet bang
en schreeuwde net zo lang
tot de vloed zich keerde

Ameland sprak schande van de kleuter
de vondeling die schreeuwde als de wind
hoe was het in vredesnaam toch mogelijk
dat de zee zich terugtrok voor een kind
wat hij riep zou niemand kunnen zeggen
dat was uit de verte moeilijk te verstaan
en toen ze het de jutter vroegen zei die
volgens mij roept hij: ik kom eraan.

Ik kom eraan ik kom eraan
zee wind zon oceaan
ik kom eraan

Op het strand van Ameland
stond hij als knaap in de avondzon
hij zei geen woord
begon zich langzaam uit te kleden
de vloed kwam hem tegemoet
hij zag alleen de horizon
nog eenmaal draaide hij zich om
liep toen de zee in

Ameland sprak schande van de jongen
die naakte zonderlinge vondeling
men had zich boven op het duin verzameld
omdat men voelde dat er iets gebeuren ging
en toen begon hij plotseling te schreeuwen
zo hard dat het tot aan de duinen klonk
nog even zagen ze hem op het water lopen
voor hij in de diepte zakte en verdronk

Ik kom eraan ik kom eraan
zee wind zon oceaan
ik kom eraan
Ik kom eraan


Boudewijn de Groot lyrics

Boudewijn de Groot – Avond

Nu hoef je nooit je jas meer aan te trekken
En te hopen dat je licht het doet
Laat buiten de stormwind nu maar razen in het donker
Want binnen is het warm en licht en goed

Hand in hand naar buiten kijken waar de regen valt
Ik zie het vuur van hoop en twijfel in je ogen
En ik ken je diepste angst

Want je kunt niets zeker weten en alles gaat voorbij
Maar ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof in jou en mij

En als je ‘s morgens opstaat ben ik bij je
En misschien heb ik al thee gezet
En als de zon schijnt buiten gaan we lopen door de duinen
En als het regent gaan we t’rug in bed

Uren langzaam wakker worden, zwevend door de tijd
Ik zie het licht door de gordijnen
En ik weet, ‘t verleden geeft geen zekerheid

Want je kunt niets zeker weten en alles gaat voorbij
Maar ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof in jou en mij
Ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof in jou en mij

Ik doe de lichten uit en de kamer wordt nu donker
Een straatlantaarn buiten geeft wat licht
En de dingen in de kamer worden vrienden die gaan slapen
De stoelen staan te wachten op ‘t ontbijt
En morgen word ik wakker met de geur van brood en honing
De glans van gouden zonlicht in jouw haar

En de dingen in de kamer, ik zeg ze welterusten
Vanavond gaan we slapen en morgen zien we wel

Maar de dingen in de kamer zouden levenloze dingen zijn
Zonder jou

En je kunt niets zeker weten want alles gaat voorbij
Maar ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof in jou en mij
Ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof in jou en mij
En je kunt niets zeker weten want alles gaat voorbij
Maar ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof in jou en mij
Ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof in jou en mij


Boudewijn de Groot lyrics

Boudewijn de Groot – Als De Rook Om Je Hoofd Is Verdwenen

Valt het je op dat de zon feller schijnt, als de rook om je hoofd is verdwenen?
Valt het je op dat de wind harder waait als je ‘m tegen hebt in plaats van mee?
‘t Is koeler in huis dan aan zee als de rook om je hoofd is verdwenen
Je kerft je naam in de nerf van een boom en niemand weet ooit wie je bent
De boswachter glimlacht als hij je herkent, je drijft langzaam mee met de stroom

Als de rook om je hoofd is verdwenen
Als de rook om je hoofd is verdwenen

Als er gebeld wordt, verlaat je het pand en je loopt langs de trap naar beneden
De tramconducteur voor de deur op de stoep knikt je zwijgend maar zeer beleefd toe
Je wilt wel wat zeggen, maar je bent veel te moe, want je komt langs de trap naar beneden
Je verduistert de zon met de wind in je rug, de tramconducteur schudt z’n hoofd
Vandaag is er niemand die hij gelooft, z’n blindenstok tikt op de brug

Als de rook om je hoofd is verdwenen
Als de rook om je hoofd is verdwenen

Valt het je op dat de dag langer duurt, als de rook om je hoofd is verdwenen?
Valt het je op dat de nacht warmer is als de nevel je ogen verzwaart?
De kaars waar je samen naar staart, als de rook om je hoofd is verdwenen
De klok en de klepel verzetten de tijd, je glijdt in een sneeuwdiepe kuil
Ze vragen de morgen, je geeft ‘m in ruil voor ‘t ei dat je eet bij ‘t ontbijt

Als de rook om je hoofd is verdwenen
Als de rook om je hoofd is verdwenen
Als de rook om je hoofd is verdwenen
Als de rook om je hoofd is verdwenen


Boudewijn de Groot lyrics